4 taaltips: schrijf ik nou “gebeurt” of “gebeurd”?
Met deze tips spel jij dit soort werkwoorden voor altijd correct
Geregeld zie ik prachtige teksten langskomen op social media. Ze zijn vaak vol passie geschreven en de boodschap komt helder en krachtig over.
Totdat mijn oog valt op die ene, veelvoorkomende spelfout. Er staat zoiets als: “Dat gebeurd mij nou nooit.” Ai.
Ondanks mijn onderwijsachtergrond ben ik niet iemand die mensen constant terechtwijst op spelfouten. Iedereen heeft zo z’n eigen talenten.
Toch ben ik van mening dat een fout als deze de power uit je tekst kan trekken. Doei, prachtige, krachtige boodschap. Dat is jammer, toch?
Mensen vervoegen werkwoorden vaak op gevoel. Ze kijken of iets mooi staat. Heel vaak kom je daar mee weg. Niet in het geval van “gebeuren” of “veranderen”. Waarom niet? Omdat deze woorden zowel met een -d als met een -t gespeld kunnen worden.
In dit stappenplan leer ik je hoe je simpel dergelijke fouten kunt voorkomen. Ik ben ervan overtuigd dat iedereen deze regels kan leren. Iedereen.
Als jij vanaf nu wilt weten hoe je deze lastige werkwoorden moet tackelen, lees dan verder.
1. Persoonsvorm of voltooid deelwoord?
De eerste stap is de belangrijkste. Als je wilt weten hoe je een werkwoord vervoegt, moet je weten wat voor soort werkwoord het is.
Hoe zat het ook alweer? Allereerst een kleine basiscursus. Sla hem vooral over als je al weet hoe je een persoonsvorm van een voltooid deelwoord onderscheidt.
Een werkwoord is een woord dat aangeeft wat je doet. Denk aan “lopen” of “fietsen”, maar ook “gebeuren” of “veranderen”. Je kunt werkwoorden altijd vervoegen. Je kent vast de rijtjes van school nog wel. Ik loop, jij loopt…
Voor onze vraag is het voldoende om onderscheid te maken tussen de persoonsvorm en het voltooid deelwoord. De rest laten we buiten beschouwing.
De persoonsvorm van een zin kun je op verschillende manieren herkennen.
- Als het om een enkelvoudige zin gaat, is de persoonsvorm het eerste werkwoord in de zin.
- De persoonsvorm verandert als je de tijd van de zin verandert.
- De persoonsvorm verandert als je het getal van de zin verandert. Je maakt dan van meervoud enkelvoud of van enkelvoud meervoud. Het enige werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
Dan het voltooid deelwoord. Een voltooid deelwoord is een werkwoord dat ergens achteraan in de zin te vinden is. Het geeft aan wat iemand gedaan heeft.
Bijvoorbeeld:
De wielrenner heeft een band geplakt.
Juist, “geplakt” is het voltooid deelwoord. Heb je ook de persoonsvorm gevonden?
Laten we nu eens kijken naar een zin met het werkwoord “gebeuren”.
1. Dat gebeurt mij niet.
2. Dat is mij nog nooit gebeurd.
Je ziet het. In zin 1 is “gebeurt” een persoonsvorm en in zin 2 is “gebeurd” een voltooid deelwoord. De oplettende lezer heeft al gezien dat ze verschillend gespeld zijn.
Blijkbaar gelden voor de verschillende werkwoordsvormen ook verschillende regels. En dat is precies waar je je bewust van moet zijn. Bekijk dus altijd de hele zin en bepaal met wat voor soort werkwoord je te maken hebt.
Nu kun je verder naar de volgende stap. Wil je de schrijfwijze van een persoonsvorm (tegenwoordige tijd) weten? Ga dan naar stap 2. Heb je te maken met een voltooid deelwoord? Bekijk dan stap 3.
2. “Gebeurt” als persoonsvorm tegenwoordige tijd
Als jij bepaald (ook zo’n woord!) hebt dat jouw werkwoord een persoonsvorm tegenwoordige tijd is, dan ga je allereerst op zoek naar de stam van dat woord.
De stam is te vinden als je van het hele werkwoord -en afhaalt. Voor “gebeuren” is de stam dus “gebeur”.
Die stam schrijf je alvast op. Daarna ga je bedenken of er nog iets achteraan moet komen. Als het onderwerp van de zin “hij”, “zij” of “het” is, plak je nog een -t achter de stam.
Bijvoorbeeld:
Het gebeurt dagelijks.
Ook bij “veranderen” werkt het zo.
Voorbeeld:
Hij verandert nooit.
Dat meisje verandert haar haarkleur wekelijks.
Conclusie: bij een persoonsvorm tegenwoordige tijd krijg je bij “hij”, “zij” of “het” altijd stam + t.
3. “Gebeurd” als voltooid deelwoord
Wanneer “gebeurd” een voltooid deelwoord is in jouw zin, schrijf je het met een -d aan het eind. Dat komt door de kofschipregel. Misschien heb je er wel eens van gehoord.
Voordat ik die regel ga uitleggen, geef ik je een veel simpelere, praktische tip mee. Maak het voltooid deelwoord langer en je hoort waar het mee moet eindigen.
Bij ons voorbeeld wordt dat “gebeurde” en niet “gebeurte”. 99 van de 100 keer hoor je zo met welke letter je voltooid deelwoord moet eindigen. Daar heb je die kofschipregel dus helemaal niet voor nodig.
Voor de liefhebbers leg ik hem uit. De regel heeft alles te maken met de laatste letter van de stam. Bij “gebeuren” is dat dus de R.
Controleer of die R in de medeklinkers van ’t ex-kofschip staat. Is dat het geval? Dan plak je er een -t achter. Zo niet, dan wordt het een -d.
Voor ons voorbeeld geldt dat de R er niet in zit. Dus:
Dat is mij nog nooit gebeurd.
De kofschipregel is niet zomaar een regel die ooit in een kroeg door dronkemanslui is verzonnen. Er zit een logica achter. Vind je het leuk om daar meer over te weten? Laat het me dan gerust weten.
4. Niet zeker van je zaak? Laat je tekst checken
Nu je van bovenstaande op de hoogte bent, schrijf je voortaan alleen nog maar foutloze teksten. Nou ja, dat is misschien wat overdreven. Toch ben je je nu wel bewust van het verschil tussen “gebeurt” en “gebeurd”.
Wil je er wel zeker van zijn dat je teksten foutloos zijn voordat je ze plaatst op social media? Laat dan je tekst door iemand anders controleren. Je hoeft niet overal goed in te zijn.
Andere mensen in jouw omgeving helpen je vast graag. Zijn er in de buurt geen taalexperts te vinden? Mail me dan en ik help je snel en op professionele wijze.